Het moest er eens van komen: een heel stuk over het verkeer des Phnom Penhse wegen. Tot voor kort fietste ik elke dag ongeveer een uur door mien stad naar m’n werk en dan kom ik van alles tegen.
Of, van alles komt tegen mij. Zoals bijvoorbeeld de vele Lexussen (Lexi?) en ander oorlogsmateriaal. In de afgelopen jaren heeft er zich hier een hang naar automobielen ontpopt, waardoor er nu veel SUV’s de wegen bevolken.
Alsof zij de weg bezitten, toeteren ze zich een gang door het verkeer en word ik zo nu en dan als het ware gesandwicht tussen twee van deze wagens. Dat mijn handrem een gezellige handtekening in de deuren van deze auto’s zet, dat lijkt geen punt te zijn.
Wanneer ik dit heb overleefd, zijn er op mijn weg naar school vaak nog de schurken op scooters. Ze zijn erbij met magnifieke stuurtalenten, die al zigzaggend door het verkeer racen. Andere schurken hebben de kunst om mij meer dan eens af te snijden ofwel hun uitlaat (heet!) ergens op mijn onderbeen af te drukken.
Dan heb ik het nog niet eens over datgene wat er vaak nog meer op de scooter zit en mij (hoe dan ook) raakt. Een altaar, een kapotte voorruit, een struik helium ballonnen, 4 volwassen mannen, een levend varken op z’n rug onder een paar snelbinders, een woning…
Toch is het niet allemaal kommer. Tijdens deze afstanden heb ik mezelf een nieuwe hobby aangemeten; tuktuk-grijpen. Al fietsend hang ik aan de spijlen van een tuktuk (het karretje achter een brommer hier). Voor mij gratis airco, en, na een glimlach richting de tuktukchauffeur, een gratis lift naar school. Dat verkeer hier is heus zo erg nog niet.
Geef een antwoord