Ik kan er niet aan wennen.
De Cambodjaanse cultuur waarin er altijd wordt geglimlacht. No matter what. Het belangrijkste kledingstuk dat je hebt. Ook al heb je geen rooie cent, je hebt altijd nog je lach.
‘Sorry, not have’ + een lach. Een veel voorkomende formule. Verf die er niet meer in de desbetreffende kleur is, een boek dat niet meer in de boekhandel wordt verkocht, brood dat is uitverkocht. Stilletjes raak ik er aan gewend. Ik ga er vanuit dat iets niet (meer) verkrijgbaar is, hoe negatief ook, en dan valt het altijd mee dat het er wel is. Of toch; ‘sorry, not here today, my friend. Maybe next time.’
En eigenlijk valt het allemaal reuze mee. Hoe erg kan het zijn als je iets langer op een boek moet wachten, gebakken rijst eet in plaats van brood en de muren dan toch maar blauw moeten? Jammer dan, niks aan te doen.
Alleen dat eeuwige geglimlach. Sorry, de bibliotheek is vandaag dicht. Sorry, het internet doet het niet. Sorry, er is geen kopieerpapier vandaag. Welja. Ik kan me er niet meer aan ergeren, alleen verbazing treft mij zo nu en dan nog. Maar waarom moet men daarbij lachen? Ik vind het helemaal niet grappig.
Natuurlijk wil een Cambodjaan geen gezichtsverlies lijden. En als er iets niet is, of als hij iets niet weet, dan zal hij nog met de grootste glimlach een antwoord geven, ook al is het gelogen, of is het voor mij niet leuk of grappig. ‘Sorry, we end the contract this month.’
Het liefst gooi ik alle servies naar buiten, verknip alle net gewassen en gestreken gordijnen, ruk ik de nieuwe airco’s van de muur en gooi ik met een glimlach hun wat-poep-ik-graag-op-Annemiek’s-balkon-hond op de barbecue (dat laatste is echt een grapje). Mijn huisbaas heeft besloten om zonder echt goede reden mij het huis uit te gooien. Het huis dat net helemaal schoon is gemaakt, waarvan de muren zijn geschilderd, de airco’s van onderhoud zijn voorzien, de gasfles weer is gevuld, de waterpomp naar behoren werkt, de badkuip is vervangen, de toiletpot weer om op te zitten is en bovendien eindelijk leuk is ingericht. En nu moet ik dus vertrekken.
Genepte vriendelijkheid, nooit eens iets officieel willen vastleggen, achteraf ergens over zeuren, geen duidelijke regels opstellen. Met hun zogenaamde status in de wijk hun machtsmisbruik op mij botvieren, omdat ik.. ja, waarom eigenlijk? Omdat ze al iets te lang (te) rijke Cambodjanen zijn en ik een blanke westerling, die het zogenaamd allemaal niet goed begrepen heeft?
Ik heb het maar al te goed begrepen. Ergens in mijn jeugdherinneringen staat een videoband gegrift, vele malen bekeken tijdens een regenachtige zaterdagmiddag als 9-jarig meisje, die leerde mij een wijze les die mij door deze cultuurbarrière heen baant. Zoals Bassie en Adriaan het er vroeger inwreven: ‘wat er ook gebeurt, altijd blijven lachuh!’
En een heel slecht karma voor jou, huisbaas.
Of, is er nog hoop?
Geef een antwoord